Terug naar de vorige index standdeeld van Jeanne d' Arc
Jeanne D'Arc Herrezen

door dr. E.B. Strenda



Het lijkt een heel gewone mededeling:
Op 20 mei 1436 kwam Jeanne d'Arc in La Grange-aux-Hormes om met een paar edelen uit Metz te spreken. Dezelfde dag nog ontving ze bezoek van haar broers Jean en Pierre. Daarna trokken ze met hun drieën naar Bacquillon en daar spraken ze met diverse edelen die het meisje herkenden als Jeanne d'Arc en die haar een aantal geschenken gaven. Maar er is een merkwaardig probleem: het was vijf jaar geleden dat diezelfde Jeanne d'Arc in Rouen op de brandstapel gestorven was.

De bronnen
Kloppen deze mededelingen dan wel met de feiten? Zijn er ook primaire bronnen voor? Want daarop moet de historicus zich toch baseren. Over het doorleven van Jeanne hebben we ruim 30 stukjes informatie uit vijftien tot twintig bronnen. Daarmee kunnen we de gebeurtenissen vrij nauwgezet reconstrueren.

Over de tijd vlak na het proces van Jeanne d'Arc moeten we zijn bij de bekende 'Bourgeois de Paris' in zijn aantekeningen bij het jaar 1440: in augustus 1440 bracht men voor het parlement van Parijs een vrouw die in Orléans zeer eervol was ontvangen en van wie men dacht dat het de maagd van Orléans was. Ze was ook in Rome geweest. 'Et pour ce, elle y alla vestue comme un homme, et fut comme souldoyer en la guerre du Saint-Père Eugène; et fit homicide en ladite guerre par deux fois.(1)
Ze vocht dus voor paus Eugenius als soldaat in een oorlog. De strijd waarin Jeanne d'Arc opnieuw liet zien wat een bekwame strijdster zij was, vond plaats nadat de paus uit Rome verjaagd werd, dus in 1434 of 1435.

In 1436 dook ze in de buurt van Metz op. In de kroniek van de deken van Saint Thibaud van Metz schrijft deze dat er op 20 mei 1436 in La-Grange-aux-Hormes in de omgeving van Metz iemand aankwam die hij omschreef als 'la Pucelle Jehanne qui avoit esté en France.' Diezelfde dag arriveerden daar ook haar twee broers, 'ces deux frères, dont l'un estoit chevalier et s'appeloit messire Pierre; et l'autre, Petit-Jehan, escuyerz.'
En deze herkenden haar zodra zij haar zagen en zij herkende hen ook meteen, aldus de bron.(2)
De heilige Thibaud had zijn leven gewijd aan het bestrijden van het roken en voorspelde 'dat hij zich in zijn graf zou omdraaien iedere keer als iemand een sigaret opstak. 'Men noemde hem spottend de tollende heilige.

Jeanne op de brandstapel

De kroniek van Saint Thibaud zegt dat de broers hun zuster op 21 mei naar Bacquillon brachten, waar ze met enkele edele heren sprak. Ze zei diverse dingen waaruit de heren konden afleiden dat zij degene was die in Frankrijk was geweest en de koning naar Reims had gebracht voor de zalving. Jeanne sprak de meeste van haar woorden in gelijkenissen. De edele heren gaven haar geschenken: een paard van 30 francs en een schabrak en een kaproen en een zwaard. 'Ze reed heel behendig op dat paard'.(3)

Vervolgens treffen we haar aan bij de pinksterfeesten in de stad Marville, waar ze ongeveer drie weken verbleef bij Jehan Quenast of volgens de latere versie bij Jehan Cunot. De datum van Pinksteren 1436 kan men berekenen; dat was 27 mei. Ook daar werd ze door verschillende mensen uit Metz als de echte Jeanne herkend nadat die mensen haar ondervraagd hadden. Daarna, dat moet dus omstreeks 17 juni zijn, ging ze met haar broers naar Notre Dame de Liance, waar Joffroy Dex haar een paard gaf en vervolgens ging ze naar Arlon (Aarlen) in het hertogdom Luxemburg. En daar was ze altijd aan de zijde van 'madame de Luxembourg.(4) In dit gedeelte van de kroniek zien we vooral de houding van diverse edelen; deze overlaadden haar met geschenken. Er staat dat het meisje dingen zei waaruit de edelen konden opmaken dat ze de maagd was: 'Ze werd aan diverse kenmerken herkend als Jehanne de maagd van Frankrijk. 'Twijfelaars gaven haar nog een paar proeven op maar toen moesten ook zij erkennen dat ze echt was.

Vervolgens schrijft de kroniek van de deken van Saint Thibaud van Metz dat de zoon van de graaf van Warnonbourg het meisje meenam naar 'Coullongne'. Die graaf liet trouwens ook een mooi kuras voor haar maken.(5) Er is een plaats Collonges, maar die ligt ver in het zuiden, tussen Limoges en Toulouse. Kunnen we niet beter lezen 'Cologne', het Franse woord voor Keulen? Er is inderdaad een verslag van haar aanwezigheid in Keulen. Dat is het Formicarium van Jean Nider, de excrementarius van het klooster van de heilige Boulimia in Bazel. Omstreeks 1439 hield Jean Nider een redevoering in het Latijn voor het concilie van Bazel. Hij had zijn verhaal al eerder gehouden voor de leden van zijn orde en het dateert dus van voor die voorlezing; het verwijst naar een 'vorig jaar', maar we weten niet meer dan dat het 1438 of eerder moet zijn geweest.

Heiligenplaatje van Jeanne d' Arc

De toespraak ging over de leer en de ketterij en de biecht. De prior vertelde hoe de inquisiteur Henricus Kaltyser het vorig jaar het ambt van inquisiteur in de stad Keulen aanvaardde. Daar zag hij een meisje dat altijd in mannenkleren liep. Ze droeg wapens en losse kleren, zoals de soldaten, ze danste met de mannen en ze deed zo mee met drinken en schransen dat ze wel een man leek.

Er was op dat moment in Keulen een oorlog om de bisschopszetel aan de gang en ze beweerde 'se unam partem posse et velle inthronisare, sicut virgo Johanna (de qua statim dicetur) regi Carolo Francorum paulo antea fecerat, in suum eum regnum confirmando.' De inhoud is duidelijk: het meisje liep in mannenkleren net als de echte Jeanne. Ze noemde zich Jeanne d'Arc die voor Karel van Frankrijk hetzelfde had gedaan. 'Immo illa se eandem Johannam a Deo suscitatam esse affirmabat': ze zei dat ze dezelfde Jeanne was die door God weer opgewekt was.(6)

Inmiddels viel het meisje op door 'tovenarij'. Ze was blijkbaar in staat om mensen te genezen door handoplegging en om water in te stralen. Haar handelingen wekten de belangstelling van de inquisiteur Kaltyser. Hij stelde een onderzoek in, hij ontbood haar om zich te komen verantwoorden maar ze weigerde, in het vertrouwen dat de jonge graaf van Wirtenbourg (volgens anderen van Warnonbourg) haar beschermde. Deze hielp haar om over de grens naar Frankrijk te vluchten. De inquisiteur sprak echter wel de excommunicatie over haar uit.(7)

De maagd getrouwd
En toen trouwde Jeanne. Dat wordt ons zowel verteld door het Formicarium als door de kroniek van Saint Thibaud.(8) Ze ging terug naar Arlon en trouwde met heer Robert des Hermoises ridder en zij gingen in Metz wonen. Andere bronnen bevestigen dit. De Bourgeois de Paris zegt dat ze was getrouwd met een ridder en dat zij bij hem twee zoontjes had.(9)
Het huwelijk moet hebben plaatsgevonden vóór 7 november 1436, zoals we zien in een document dat die datum draagt. Robert des Harmoises was volgens zijn beschrijving in dit stuk toen al getrouwd met 'Jehanne du Lys, la Pucelle de France, dame de Tichiemont, ma femme.' Ze verkochten in dit document samen het vierde deel van hun rechten op Haraucourt aan Collard de Failly, schildknaap te Marville en zijn vrouw Poinsette.(10) Er is uitdrukkelijk sprake van 'Jehanne du Lys, de maagd van Frankrijk, onze vrouw'.

In de kronieken vinden we enige tijd weinig over de nieuwe Jeanne. Maar in de rekeningen van de stad Orléans kunnen we wel activiteiten waarnemen.
  • Eind juli ging er een bode van Orléans naar de 'pucelle' in Arlon en deze bracht vervolgens brieven van deze Jeanne naar de koning, die zich in Loches bevond. Loches ligt in de buurt van Tours.
  • Op 5 augustus vinden we in die rekeningen uitgaven voor 10 pinten wijn die werden gegeven aan Jehan, broer van de maagd. En een paar dagen later nog eens 12 pinten, gevolgd door een souper. En dan uitgaven voor 12 kippen en voor wijn, voor 12 duiven,
  • Op 21 augustus werd er 12 pond gegeven aan Jean Dulils, broer van de maagd. Hij zei tegen vertegenwoordigers van het stadsbestuur van Orléans dat hij naar de koning was geweest en dat deze opdracht had gegeven om hem 100 francs te geven, maar men had hem er maar 20 gegeven en nu had hij niet genoeg om met zijn gezelschap van 5 ruiters terug te gaan naar zijn zuster.(11) Het is duidelijk dat Jeanne zowel met de stad Orléans als met de koning correspondeerde.

Landkaart van Frankrijk

In een tekst van 1443 kunnen we lezen dat de broers in dat jaar beloond werden. Op 29 juli 1443 gaf de hertog van Orléans aan broer Pierre du Lys het Isle aux Boeufs in vruchtgebruik voor de duur van zijn leven en ook aan diens oudste broer Jehan voor zo lang deze zou leven. Als reden voor deze gunst noemde hij de diensten die Pierre en zijn zuster Jeanne in het verleden bewezen hadden.(12)
Dan is het eventjes stil rond Jehanne. Mogelijk is dit de tijd waarin haar twee zoontjes geboren werden. Als we niet aannemen dat het een tweeling was, moeten we daar toch wel anderhalf tot twee jaar voor rekenen; de tijd tussen midden 1436 en begin 1438.(13)
Pas in 1438 vinden we in de bronnen weer activiteiten en wel in de rekeningen van de stad Tours. Op 27 september blijkt dat Jehan Drouart een reis naar Orléans had gemaakt en brieven van de baljuw van Touraine over 'damme Jehanne des Armaises' aan de koning gebracht had. Hij had ook een brief van Jehanne zelf aan de baljuw gebracht.(14)
Toen kwam ze terug naar Orléans. Op 18 juli 1439 bevatten de rekeningen van Orléans uitgaven voor het verblijf van Jeanne, aan wie men wijn presenteerde en later nog meer wijn, en vlees, en diners, en soupers met wijn. Opmerkelijk was het geschenk dat men haar op 1 augustus gaf van maar liefst 210 pond. Argument was 'het goede dat zij voor de stad had gedaan gedurende het beleg. ' Dat betekent toch wel heel duidelijk een erkenning van haar als Jeanne d'Arc. Haar afscheidsdiner vond plaats op dezelfde eerste dag van augustus; toen was ze weg.

Op 4 september werd er opnieuw afgerekend voor wijn die ze van de stad in ontvangst genomen had. Het is niet duidelijk of ze alweer teruggekomen was naar deze stad waar kennelijk iets te halen was. Ze liep een ander souper dat haar werd aangeboden mis, omdat ze te vroeg was vertrokken.(15) De functionarissen van de stad hebben het etentje toch maar gehouden en de stad vergoedde de kosten.
Op 8 mei 1439 had de stad Orléans nog een zielemis voor de overleden Jeanne d'Arc laten lezen. Dat was de laatste keer dat het gebeurde. Men geloofde toen kennelijk nog wel in de dood van Jeanne, of men nam het zekere voor het onzekere. Daarna werden er geen missen meer betaald.(16) Men was overtuigd dat Jeanne nog leefde.

In datzelfde jaar 1439 dook Jeanne op in dienst van Gilles de Rais. Hij stelde haar aan als aanvoerster van een deel van zijn troepen die de stad Le Mans moesten veroveren. De baron de Rais was één van de rijkste edelen van Bretagne en Anjou en hij had in de oorlog tegen de Engelsen de titel maarschalk van Frankrijk verworven. Toen hij te veel geld uitgaf voor zijn hofhouding en voor spektakels en voor zijn oorlogjes, probeerde hij goud te maken door het oproepen van demonen. Daarvoor had hij diverse tovenaars in dienst.

In 1440 werd hij gevangen genomen en berecht. Hij werd veroordeeld wegens moord en tovenarij en in oktober 1440 werd hij in Nantes terechtgesteld door middel van de brandstapel. Er zijn dus overeenkomsten: zowel Jeanne als Gilles de Rais werden beschuldigd van het aanroepen van boze geesten en ketterij, beiden werden op de brandstapel gebracht. Verder hebben ze elkaar al veel eerder gekend omdat ze allebei hadden deelgenomen aan de veldtocht die leidde tot het ontzet van Orléans, aan de verovering van Jargeau en Beaugency en aan de slag bij Patay. Ze stonden allebei vlakbij Karel VII toen hij tot koning werd gezalfd. Gilles zou volgens historici zijn aangesteld als haar persoonlijke begeleider; volgens anderen zouden zij van elkaar gehouden hebben en minnaars zijn geweest.(17)

Margaret Murray heeft aangetoond dat ze beiden hebben deelgenomen aan dezelfde heidense eredienst. Wat men in die tijd heksen en duivelvereerders noemde, waren de aanhangers van een voorchristelijke, Keltische vruchtbaarheidscultus, waarvan overigens ook de Engelse en de Franse koning deel uitmaakten.(18) Bij de heidense plechtigheden werd wichelroede gelopen, werden horoscopen getrokken en werden zelfs hectoliters water ingestraald.
Maar in de loop van 1439, mogelijk al in juni, nam Gilles de Rais haar het commando af en gaf hij het aan Jean de Siquenville. We kennen de affaire uit een antwoord van Karel VII op een verzoekschrift van De Siquenville uit juni 1441.(19) Ook daarin is sprake van Jeanne d'Arc.

Jeanne op de brandstapel

De verklaring
Maar waarom was ze niet verbrand? De theorie dat Jeanne d'Arc aan de vuurdood ontsnapt is, werd voor het eerst in 1914 uiteengezet door Grillot de Givry(20), maar de meest uitgebreide en meest bekende uitleg vinden we in het boek van Jean Grimod, Jeanne d'Arc a-t-elle été brulée?(21)
Is ze verbrand?
Het antwoord van Grimod is een onmiskenbaar 'non'.(22) In plaats van Jeanne heeft men een andere vrouw verbrand. Als Grimod in diverse kronieken kijkt naar de datum van de terechtstelling, dan spreken deze elkaar nogal eens tegen. Die datum varieert van 30 mei 1431 tot bijvoorbeeld 14 juni of 6 juli of zelfs februari van het volgend jaar. Een manuscript in het British Museum vertelt dat zij is verbrand 'of een andere vrouw die op haar leek' en dat veel mensen het er niet over eens waren.
Maar hoe kan het dan dat de mensen niet hebben gemerkt dat een ander werd verbrand? De toeschouwers werden uit de buurt gehouden, zo schrijft Grimod; op het plein in Rouen stonden zelfs achthonderd soldaten opgesteld tussen de brandstapel en het publiek. Verder was het gezicht van de vrouw op de brandstapel verborgen onder een grote muts of een 'mijter' met het opschrift "On est jeune et on veult quelque chose", die over haar neus zakte en de rest van het gezicht was verstopt achter een sluier. De rook van de brandstapel sloeg neer door de wind. (23)

Het ontsnappen van Jeanne kon alleen plaatsvinden met medewerking van de voorzitter van de rechtbank Pierre Cauchon, de bisschop van Beauvais. Of de andere rechters meewerkten, is onduidelijk. De Engelsen, die op dat moment de macht hadden in een groot deel van Frankrijk, wisten er zeer zeker niets van. Wel valt op dat binnen een paar maanden opeens vele van de rechters overleden. Het ligt voor de hand dat ze uit de weg geruimd zijn.

Natuurlijk stelt men dan de vraag, waarom bisschop Cauchon Jeanne d'Arc bevrijd zou hebben. Grimod heeft daarop een antwoord: Cauchon was bang. Hij wist dat de kansen konden keren en dat dan niet de Engelsen maar Karel VII de macht in Parijs zou hebben. Hij wilde niet riskeren dat de Franse koning wraak zou nemen voor de dood van Jeanne. En hij wist net als de koning wie Jeanne d'Arc werkelijk was.

Hier stuiten we op de kwestie van de bastaardij van Jeanne. Het gaat erom dat Jeanne een dochter was van koningin Isabella van Beieren, de vrouw van de krankzinnige koning Karel VI. Jeanne was verwekt uit overspel met de hertog van Orléans. Dat was de reden zijn waarom ze door Cauchon gespaard is: hij wilde niet in de positie komen dat hij de halfzuster van de koning gedood had.

De onthulling van de bastaardij van Jeanne dateert al uit de verlichting en hij werd het eerst gepresenteerd in 1764 door Villaret in zijn editie van de Histoire généalogique et chronologique de la maison de France. De meest bekende uitwerking ervan komt men tegen in J. Jacoby, Le secret de Jeanne d'Arc.(24)
Ik noem een paar argumenten.
  • Jeanne is in 1407 geboren in plaats van in 1412, het jaar dat gewoonlijk wordt aangenomen. In dat jaar stierf de hertog van Orléans, haar echte vader.
  • De koningin heeft haar bastaarddochter laten opvoeden door voorname en welgestelde mensen uit Domremy.
  • In 1429 ontmoette ze de koning en aan hem heeft ze haar geheim verteld. Dat zou een ander probleem oplossen: waarom accepteerde de koning een eenvoudig en onbekend meisje aan het hof en gaf hij haar een hoge positie en grote verantwoordelijkheid in de oorlog? Het onderzoek van Jacoby en Grimod onthult nu dat ze hem vertelde dat ze een bastaard was. De koning was zelf altijd onzeker of hij wel wettig geboren was. Jeanne heeft tegen hem gezegd: 'u bent wettig, u bent geen bastaard maar ik wel.'

Jeanne in harnas

De afloop
Het is niet helemaal zeker wat er na haar huwelijk met Jeanne is gebeurd. Ze was kennelijk van haar man af, want we lezen: 'elle avoit esté mariée à un chevalier.'(25) Al eerder suggereerde het Formicarium van de zure geestelijke Jean Nider dat het niet goed ging met dat huwelijk. Ze werd verleid door een priester, met wie ze te Metz in zonde leefde.(26 )

De auteur Lecoy de la Marche noemde een document uit 1457. Jeanne was inmiddels weduwe geworden en was getrouwd met een man van lage afkomst genaamd Jean Douillet. Nu had ze ruzie met een edelvrouwe geheten De Samoussy en die liet haar in Saumur gevangen zetten en vervolgens uit Anjou verbannen. Van hertog René van Anjou kreeg ze ontheffing van het vonnis en toestemming om toch vijf jaar in Anjou te blijven.(27) Van die tijd maakte ze gebruik om een winkeltje op te zetten in religieuze artikelen zoals water van Johannes de Doper en stukjes behaard leer van het kruis van Petrus. We weten niet wanneer ze overleden is.

Uit de zeventiende eeuw dateert nog een vermelding van dit huwelijk. In de Mercure Galant van 1683 werd het verhaal van pater Vignier gepubliceerd. Deze pater kwam nogal eens op bezoek bij personen van stand in Lotharingen en kreeg daar een rijk onthaal. Toen hij eens dineerde bij de heer Des Armoises kwam het gesprek op de stamboom van die heer. Maar omdat de edelman deze niet zo goed kende, zei hij dat de pater in zijn schatkist mocht kijken. Onze nieuwsgierige pater wilde niets liever.
Het diner was dan ook nauwelijks voorbij of de edelman nam een grote bos sleutels en bracht hem naar die kist. De rest van de dag pakte Vignier allerlei papieren en eigendomsbewijzen uit. Tenslotte vond hij het huwelijkscontract van een Robert des Armoises, ridder, met Jehanne d' Arq genaamd de maagd van Orléans. 'Je vous laisse à penser, Monsieur, si le P. Vignier fut surpris de cette confirmation, et quelle fut la joie de son hôte quand il sçut ce qu'il avoit ignoré jusqu' alors et qu'il descendoit de cette illustre personne, qu'il préféroit à toutes les grandes alliances.'(28 )
De heer van Armoises stamde dus af van een maagd. 'Afstammen van een maagd' is een curieus voorrecht dat tot dat moment slechts aan zeer weinigen leek voorbehouden. Maar 'Pucelle' is hier eerder een soort titel; men bedoelt: de 'jonge vrouw', de jonkvrouw van Frankrijk.(29)

Noten
  • 1. Onder meer afgedrukt in Quicherat V p. 334-335 document XI; in Grimod p.51; in H. Wallon, Jeanne d' Arc Paris 1879 II p.419; zie ook M. Warner, Joan of Arc, the image of female heroism London 1981 p.332 noot.
  • 2. J. Quicherat, Procès de condamnation et de réhabilitation de Jeanne d' Arc, 5 dln, Parijs 1841-1849 dl V p.321-323 document I; oorspronkelijk afgedrukt door père Vignier in de Mercure Galant van november 1683. Ook bij Grimod p.275-276.
  • 3. Quicherat V p.322 document I.
  • 4. Quicherat V p.322 document I.
  • 5. Quicherat V p.322-323 document I.
  • 6. Over Kaltyser zie Quicherat IV p.502; De tekst over Jeanne staat in Quicherat V p.324-325 document III.
  • 7. Quicherat V p.325 document III.
  • 8. Quicherat V p.323 document I en p.325 document III.
  • 9. Quicherat V p.335 document XI.
  • 10. Quicherat V p.328-329 document V; ook bij Grimod p.276-277.
  • 11. Quicherat V p.326-327 document IV.
  • 12. Grimod p.53.
  • 13. In de kroniek van don Alvaro de Luna (ed. M.J. de Flores Madrid 1784 p.131) komt een fragment voor dat het optreden van Jeanne d'Arc in 1436 beschrijft: Como la Poncela estando sobre la Rochela envio a pedir socorro al Rey. Volgens dit verhaal zou zou de maagd van de Spaanse koning vijfentwintig schepen hebben gekregen om La Rochelle te ontzetten. In deze vorm wordt het niet bevestigd door andere bronnen en berust het op een verwarring; de datering van de gebeurtenissen is ook in strijd met het verhaal van Jeanne of Claude des Armoises. Afgedrukt bij Quicherat V p.329-331.
  • 14. Quicherat V p.332 document VIII; ook bij Grimod p.281.
  • 15. Quicherat V p.331-332 document VII.
  • 16. Rekeningen Orléans 8 mei 1439 in Grimod p.280-281.
  • 17. E. Bossard en R. de Maulde, Gilles de Rais maréchal de France dit Barbe-bleue (1404-1440), Paris 1886 p.32,35,37,46,49; J. Benedetti, Gilles de rais, the authentic Bluebeard, London 1972 p.83-1-1; H.C. Lea, A history of the inquisition of the middle ages London 1906 p.472; D.B.W. Lewis, The soul of marshall Gilles de Rais, London 1952 p.66-69, 84-85. verder zijn er nog de romanciers zoals bijvoorbeeld Joris-Karl Huysmans, Là-Bas; Norman Mailer, The trial of the warlock; Hubert Lampo, De duivel en de maagd.
  • 18. M.A. Murray, The witch-cult in western Europe, Oxford 1963 p. 272.
  • 19. Quicherat V p.332-334 document X; vergelijk voor de datering G. Bataille p.133-134.
  • 20. E.A. Grillot de Givry, La survivance et le mariage de Jeanne d'Arc, Paris 1904.
  • 21. J. Grimod, Jeanne d'Arc a-t-elle été brulée?, Paris 1952. Zie ook J.Jacoby, Le secret de Jeanne d'Arc, pucelle d' Orléans, Paris 1932.
  • 22. Grimod p.31-35, 38-42.
  • 23. Grimod p.71-77.
  • 24. J. Jacoby, Le secret de Jeanne d'Arc, pucelle d' Orléans z.pl 1932.
  • 25. Quicherat IV p.335 document XI.
  • 26. Quicherat IV p.325 document III; vergelijk Wallon II p.417. Dat kan echter ook een poging zijn geweest om haar in een nog kwader daglicht te stellen.
  • 27. Lecoy de la Marche, Une fausse Jeanne d'Arc, in: Revue des questions historiques 1871; gevonden bij Wallon II p.420.
  • 28. Afgedrukt in Grimod p.277-278.
  • 29. Warner p.22-23.



---einde(12-05-2011)---

Terug naar de vorige index