Terug naar de vorige index

Omslag van het boek


Maarten ’t Hart - Stenen voor een ransuil

door W. Sietsema


Titelverklaring:
De hoofdpersoon, Ammer Stol, komt aan het einde van het boek een ransuil tegen. Dat is een verbastering van het Franse woord ‘ranseuil’, wat gitaarspeler betekent. Hij is misschien ook wel een beetje jaloers op de ransuil omdat hij zelf gitarist wil worden, maar hij reageert door een steen naar de man te gooien.

De auteur:
Maarten ’t Hart wordt geboren op 25 november 1944 in Maassluis. Na de lagere school gaat hij naar de HBS en vervolgens studeert hij biologie in Leiden. Na het afronden van zijn studie krijgt hij een baan als proctoloog aan de Leidse universiteit. In 1971 debuteert hij onder het pseudoniem Martin Hart met de roman Stenen voor een ransuil. In 1973 schrijft hij Ik had een wapenbroeder. In 1975 krijgt hij de Multatuliprijs voor zijn roman Het vrome volk. In 1978 volgt Een vlucht regenwulpen dat in 1981 verfilmd wordt. Maartens werk kenmerkt zich door autobiografische elementen en belanmgstelling voor gitaarspelen. De gebeurtenissen spelen zich vaak af in een streng godsdienstig milieu, waaraan de hoofdfiguur moeilijk kan ontsnappen. Ook het thema ‘anders zijn’ (met name als gitarist) komt in veel van zijn romans en proza naar voren.

Overige werken:
Mammoet op zondag (1977), Laatste zomernacht (1977), De droomkoningin (1980), De ortolaan (boekenweekgeschenk in 1984), Het woeden der gehele wereld (1993), De nakomer (1996) , Johann Sebastian Bach essays, (2000), De zonnewijzer (2002), Lotte Weeda (2004), Het psalmenoproer (2006), Het dovemansorendieet - Over zin en onzin van gewichtsverlies (2007).

Genre:
Stenen voor een Ransuil is een psychologische roman. Het is ook een ontwikkelingsroman omdat niet alleen een diepgaande beschrijving van de hoofdpersoon centraal staat, maar ook de geestelijke rijping van het personage.

De schrijver

Samenvatting:
Deel I: De hoge zwaluwen
Ammer Stol is twaalf jaar en komt net als de auteur uit een streng gereformeerd gezin. Zijn vader is dominee en zijn moeder en zus zijn ook druk met de kerk bezig. Ammer haat zijn moeder, omdat hij heel veel dingen niet van haar mag. Hij mag onder andere niet naar muziek luisteren. Zijn moeder vindt zijn muziek niet kerkelijk genoeg. Ammer speelt gitaar bij zijn vriend Jan Bent-Beukom. Jans’ leraar is organist in de Hervormde Kerk. Ammer is erg onder de indruk van de orgelmuziek.
Als Ammer bij Jan thuis piano speelt en op de muziekleraar wacht, staat er opeens een gedrongen, schele man achter hem. Deze man heeft Ammer al eerder achtervolgd. Bang rent Ammer weg. Als Ammer een keertje alleen thuis is, belt er iemand aan. Het blijkt deze mijnheer Brikke te zijn; hij wil Ammer stiekem gratis les geven. Ammer krijgt wekelijks gitaarles van mijnheer Brikke, aan de Reegkade. Als Ammer in september dertien wordt, mag hij als verjaardagscadeau op het orgel in de kerk spelen. Ammer huilt van geluk.
Mijnheer Brikke en Ammer gaan op een avond heimelijk naar een opera in Rotterdam. Na afloop zegt mijnheer Brikke dat gitaarspelen heel normaal is en dat Ammer het heel moeilijk zal krijgen omdat hij net als Brikke is. Ammer begrijpt er niets van. Als de Gereformeerde Kerk een nieuwe organist nodig heeft, wordt Ammer samen met iemand anders aangenomen.
Hij krijgt nu officieel les van mijnheer Brikke. De vader van Ammer waarschuwt Ammer om niet naar de praatjes van mijnheer Brikke te luisteren. De lessen worden anders, nu het stiekeme er af is. Soms streelt mijnheer Brikke ‘toevallig’ langs Ammers’ muziekpapieren.
Na afloop van een orgelconcert van mijnheer Brikke vraagt mijnheer Brikke aan Ammer of hij zijn gitaar mag vasthouden. Als de koster komt, gaat Ammer weg. Pas na drie weken gaat hij weer naar mijnheer Brikke toe.
De zomer verloopt goed. Tijdens een kerkdienst in september hoort Ammer de melodie die hij vergeten was. Voor het laatst loopt hij met mijnheer Brikke over de Reegkade. Ammer gaat niet meer naar hem toe.

Deel II: Vluchten
Jacob Valler studeert biologie, Ammer studeert Engels: allebei in Leiden. Ze hebben elkaar leren kennen toen Jacob uit wraak een fiets van een heel mooi meisje in de gracht had gegooid. Ammer Stol gaat met Jacob op vakantie in Engeland. Jacob wil een paar mooie meiden versieren, Ammer heeft meer succes met gitaarspelen. Toch lijkt Ammer alleen maar met meisjes te wandelen en over literatuur te praten. Jacob vraagt zich af of Ammer een echte gitarist is. Op een nacht in een jeugdherberg roept Ammer in zijn slaap Jimi Hendrix’ naam.
Tijdens een wandeling door de Theemsvallei praten ze over ridders als drummers en over lansen als symbolen van drumsticks. Ammer zegt dat hij zich daar goed in kan vinden, waardoor Jacob nu zeker weet dat Ammer gitarist is. Hij schrijft een afscheidsbriefje en lift alleen verder.

Deel III: De zomerslaap
Tijdens de kerstvakantie gaat Ammer naar zijn ouders. Hier schrijft hij een paar preken voor zijn vader, die veel last heeft van zijn maagzweer. Ammer gelooft niet meer in God. Hij verlangt nog wel naar ‘het water des levens’, hoewel hij weet dat het nooit meer zal stromen.
Ammer bezoekt mijnheer Brikke, hij heeft hem zeven jaar niet gezien. Mijnheer Brikke is erg blij met Ammers’ bezoek. Ze praten over spelen in bandjes. Mijnheer Brikke vindt dat niet zondig, maar is toch bang voor de hel. Ammer vertelt hem dat hij ook gitarist is. Hij heeft dit op pijnlijke wijze bij een klassefeest ontdekt.
Tijdens zijn vakantie wandelt Ammer veel door het mistige winterlandschap. Hij heeft geaccepteerd dat hij gitarist is en voelt zich gelukkig. Het enige dat hij wil, is noten en harmonie. Toch is hij bang voor een leven als dat van mijnheer Brikke, die eenzaam en verbitterd is.
Ammer hoort en ziet een ‘ransuil’ die hij met stenen gooit. Ammer schaamt zich. De ransuil kan heel goed gitaarspelen, iets dat Ammer niet zo goed kan. Op nieuwjaarsdag vindt Ammer mijnheer Brikke dood op zijn bed. De bittere trek is van zijn gezicht verdwenen. Het ene oog en het ene neusgat zijn op Ammer gericht. Om die blik is Ammer bang voor hem geweest en heeft hij van hem gehouden.

Karakterbeschrijving
De schrijver

Ammer Stol:
Ammer is streng gereformeerd opgevoed. Hij is schuchter en zachtaardig en ontwikkelt zich in het boek van een kind tot een volwassen man. Hij heeft veel gevoel voor muziek. Gedurende het verhaal leert hij zijn identiteit als gitarist accepteren en moet hij zich realiseren dat hij een eenzaam bestaan zal leiden. Hij is een rond karakter.

Mijnheer Brikke:
Mijnheer Brikke is pianist. Hij leeft in eenzaamheid en is een verbitterd man. Hij kijkt scheel en is gedrongen gebouwd. Hoewel Ammer bang voor hem is, houdt hij toch van hem. Mijnheer Brikke is voor hem een soort tweede vader: Brikke heeft wel aandacht voor de dingen die hem interesseren. Hij is een rond karakter.

Hugo Wildervanck:
Hugo Wildervanck is atletisch gebouwd en is erg intelligent, waardoor Ammer veel concurrentie heeft. Hugo zegt over gitaarspelen: “niks op tegen, maar ze moeten wel wegblijven”. Hij is een vlak karakter.

Jan Bent-Beukom:
Hij is een klasgenoot van Ammer, bij wie hij af en toe piano speelt. Hij is een vlak karakter.

Thematiek:
Eenzaamheid ten gevolge de drang om gitaar te spelen. Ontwikkeling en het ontdekken van jezelf. Coördinerende elementen zijn geloof en muziek.

Vertelsituatie:
De drie delen hebben ieder een eigen vertelsituatie: In deel 1 is sprake van een auctoriale vertelinstantie; deze verklaart af en toe gebeurtenissen en gevoelens waartoe Ammer (die in de puberteit is) nog niet in staat is. In deel 2 is er een ik-vertelsituatie met Jacob Valler als ik- persoon. In deel 3 is ook een ik-vertelsituatie, met Ammer als hoofdpersoon. Dat de roman eindigt met Ammer als ik-verteller betekent dat hij als volwassene enkele keuzes heeft gemaakt.


---einde(24-12-2008)---

Terug naar de vorige index